dpkg-buildflags
Section: dpkg suite (1)
Updated: 1970-01-01
Page Index
NAAM
dpkg-buildflags - geeft de bij pakketbouw te gebruiken bouwvlaggen terug
OVERZICHT
dpkg-buildflags [
optie...] [
commando]
BESCHRIJVING
dpkg-buildflags is gereedschap om de compilatievlaggen op te halen die
tijdens het bouwen van Debian pakketten gebruikt moeten worden.
De standaardvlaggen worden gedefinieerd door de leverancier, maar ze kunnen
op verschillende manieren uitgebreid/vervangen worden:
- 1.
-
voor het hele systeem met /etc/dpkg/buildflags.conf;
- 2.
-
voor de huidige gebruiker met $XDG_CONFIG_HOME/dpkg/buildflags.conf,
waarbij $XDG_CONFIG_HOME als standaardwaarde $HOME/.config heeft;
- 3.
-
tijdelijk door de gebruiker met omgevingsvariabelen (zie het onderdeel
OMGEVING);
- 4.
-
dynamisch door de pakketonderhouder met omgevingsvariabelen die ingesteld
worden via debian/rules (zie het onderdeel OMGEVING).
De configuratiebestanden kunnen vier types opdrachten bevatten:
- SET vlag waarde
-
De vlag met vlag als naam overschrijven om ze de waarde waarde te
geven.
- STRIP vlag waarde
-
Van de vlag met vlag als naam alle bouwvlaggen verwijderen die in
waarde opgesomd worden.
- APPEND vlag waarde
-
De vlag met vlag als naam uitbreiden door er de opties aan toe te voegen
die in waarde opgegeven worden. Er wordt een spatie geplaatst voor de
waarde die toegevoegd wordt, indien de huidige waarde van de vlag niet leeg
is.
- PREPEND vlag waarde
-
De vlag met vlag als naam uitbreiden door er vooraan de opties aan toe te
voegen die in waarde opgegeven worden. Er wordt een spatie geplaatst
achter de waarde die toegevoegd wordt, indien de huidige waarde van de vlag
niet leeg is.
De configuratiebestanden kunnen commentaar bevatten op regels die beginnen
met een hekje (#). Ook lege regels worden genegeerd.
COMMANDO'S
- --dump
-
Op standaarduitvoer alle compilatievlaggen en hun waarden tonen. Dit geeft
per regel één vlag en de waarde ervan weer met daartussenin een
gelijkheidsteken ("vlag=waarde"). Dit is de standaardactie.
- --list
-
Een lijst weergeven van vlaggen die door de huidige leverancier ondersteund
worden (één per regel). Zie het onderdeel SUPPORTED FLAGS (ondersteunde
vlaggen) voor meer informatie daarover.
- --status
-
Eventuele informatie laten zien welke nuttig kan zijn om het gedrag te
verklaren van dpkg-buildflags (sinds dpkg 1.16.5): relevante
omgevingsvariabelen, huidige leverancier, toestand van alle
functievlaggen. Ook de resulterende compileervlaggen met hun oorsprong
weergeven.
Het is de bedoeling dat dit uitgevoerd wordt vanuit debian/rules, zodat
de bouwlog een duidelijk spoor van de gebruikte vlaggen kan bijhouden. Dit
kan nuttig zijn om ermee verband houdende problemen te diagnosticeren.
- --export=indeling
-
Op standaarduitvoer commando's weergeven die gebruikt kunnen worden om alle
compilatievlaggen te exporteren ten behoeve van een specifiek
gereedschap. Indien de waarde indeling niet opgegeven werd, wordt sh
verondersteld. Enkel compilatievlaggen die met een hoofdletter beginnen
worden opgenomen. Van de andere wordt aangenomen dat ze niet bruikbaar zijn
voor de omgeving. Ondersteunde indelingen:
-
- sh
-
Shell-opdrachten om alle compilatievlaggen in de omgeving in te stellen en
te exporteren. Er worden aanhalingstekens geplaatst rond de vlagwaarden
waardoor de uitvoer gereed is om door een shell geëvalueerd te worden.
- cmdline
-
Argumenten om door te geven aan de commandoregel van een bouwprogramma om al
de compilatievlaggen te gebruiken (sinds dpkg 1.17.0). De vlagwaarden worden
volgens de shell-syntaxis tussen haakjes geplaatst.
- configure
-
Dit is een verouderde alias voor cmdline.
- make
-
Make-opdrachten om alle compilatievlaggen in de omgeving in te stellen en te
exporteren. De uitvoer kan naar een Makefile-fragment geschreven worden en
geëvalueerd met behulp van een include-opdracht.
-
- --get vlag
-
De waarde van de vlag op de standaarduitvoer weergeven. Sluit af met 0 bij
een gekende vlag en sluit anders af met 1.
- --origin vlag
-
De origine weergeven van de waarde die teruggegeven wordt door
--get. Sluit af met 0 bij een gekende vlag en sluit anders af met 1. De
origine kan één van de volgende waarden hebben:
-
- vendor
-
de originele vlag die door de leverancier ingesteld werd, wordt
teruggegeven;
- system
-
de vlag werd ingesteld/gewijzigd door een systeemconfiguratie;
- user
-
de vlag werd ingesteld/gewijzigd door een gebruikersspecifieke configuratie;
- env
-
de vlag werd ingesteld/gewijzigd door een omgevingsspecifieke configuratie.
-
- --query
-
Alle informatie tonen welke nuttig kan zijn om het gedrag van het programma
te verklaren: huidige leverancier, relevante omgevingsvariabelen,
functiegebieden, toestand van alle functievlaggen en de compileervlaggen met
hun oorsprong (sinds dpkg 1.19.0).
Bijvoorbeeld:
Vendor: Debian
Environment:
DEB_CFLAGS_SET=-O0 -Wall
Area: qa
Features:
bug=no
canary=no
Area: reproducible
Features:
timeless=no
Flag: CFLAGS
Value: -O0 -Wall
Origin: env
Flag: CPPFLAGS
Value: -D_FORTIFY_SOURCE=2
Origin: vendor
- --query-features gebied
-
De functies weergeven die voor een opgegeven gebied geactiveerd zijn (sinds
dpkg 1.16.2). Momenteel worden door Debian en zijn derivaten enkel de
gebieden future, qa, reproducible, sanitize en hardening
herkend. Zie het onderdeel FUNCTIEGEBIEDEN voor meer details. Sluit af
met 0 als het gebied gekend is, anders met 1.
De uitvoer is in RFC822-indeling met één sectie per functie. Bijvoorbeeld:
Feature: pie
Enabled: yes
Feature: stackprotector
Enabled: yes
- --help
-
Info tonen over het gebruik en afsluiten.
- --version
-
De versie tonen en afsluiten.
ONDERSTEUNDE VLAGGEN
- CFLAGS
-
Opties voor de C-compiler. De door de leverancier ingestelde standaardwaarde
bestaat uit -g en het standaardniveau van optimalisatie (gewoonlijk
-O2, of -O0 indien de omgevingsvariabele DEB_BUILD_OPTIONS noopt
aangeeft).
- CPPFLAGS
-
Opties voor de C-preprocessor. Standaardwaarde: leeg.
- CXXFLAGS
-
Opties voor de C++ compiler. Hetzelfde als CFLAGS.
- OBJCFLAGS
-
Opties voor de Objective C compiler. Hetzelfde als CFLAGS.
- OBJCXXFLAGS
-
Opties voor de Objective C++ compiler. Hetzelfde als CXXFLAGS.
- GCJFLAGS
-
Opties voor de GNU Java compiler (gcj). Een subset van CFLAGS.
- DFLAGS
-
Options for the D compiler (ldc or gdc). Since dpkg 1.20.6.
- FFLAGS
-
Opties voor de Fortran 77 compiler. Een subset van CFLAGS.
- FCFLAGS
-
Opties voor de Fortran 9x compiler. Hetzelfde als FFLAGS.
- LDFLAGS
-
Opties die aan de compiler doorgegeven worden bij het linken van uitvoerbare
programma's en gedeelde objecten (indien de linker rechtstreeks aangeroepen
wordt, dan moeten -Wl en , van die opties verwijderd
worden). Standaardwaarde: leeg.
In de toekomst kunnen nog andere vlaggen toegevoegd worden als daar behoefte
aan ontstaat (bijvoorbeeld om andere talen te ondersteunen).
FUNCTIEGEBIEDEN
Elke gebiedsfunctie kan in de gebiedswaarde van de omgevingsvariabelen
DEB_BUILD_OPTIONS en
DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS ingeschakeld en
uitgeschakeld worden met de schakelaars '
+' en '
-'. Om bijvoorbeeld de
hardening-functionaliteit "pie" te activeren en de functionaliteit
"fortify" uit te schakelen, kunt u in
debian/rules het volgende doen:
export DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS=hardening=+pie,-fortify
De bijzondere functie all (geldig in elk gebied) kan gebruikt worden om
gelijktijdig alle gebiedsfunctionaliteit te activeren of uit te
schakelen. Alles uitschakelen in het gebied hardening en enkel "format"
en "fortify" activeren kunt u dus doen met:
export DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS=hardening=-all,+format,+fortify
future
Er kunnen verschillende compilatieopties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om functies te activeren die standaard geactiveerd zouden
moeten zijn, maar dat niet zijn om redenen van terugwaartse compatibiliteit.
- lfs
-
Deze instelling (standaard uitgezet) activeert ondersteuning voor grote
bestanden (Large File Support) op 32-bits architecturen waarvan de ABI
standaard geen LFS-ondersteuning biedt, door -D_LARGEFILE_SOURCE
-D_FILE_OFFSET_BITS=64 toe te voegen aan CPPFLAGS.
qa (kwaliteitsbevordering)
Er kunnen verschillende compilatieopties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om problemen in de broncode of het bouwsysteem te helpen
detecteren.
- bug
-
Deze instelling (die standaard uitgeschakeld is) voegt alle
waarschuwingsopties toe die op een betrouwbare wijze problematische broncode
opsporen. De waarschuwingen zijn fataal. De enige vlaggen die momenteel
ondersteund worden zijn CFLAGS en CXXFLAGS waarbij de vlaggen
ingesteld staan op -Werror=array-bounds, -Werror=clobbered,
-Werror=implicit-function-declaration en
-Werror=volatile-register-var.
- canary
-
Deze instelling (die standaard uitgeschakeld is) voegt loze
kanarievogelopties toe aan de bouwvlaggen, zodat in de bouwlogs nagekeken
kan worden hoe de bouwvlaggen doorgegeven worden en zodat het eventueel
ontbreken van normale bouwvlaginstellingen ontdekt kan worden. Momenteel
zijn de enige ondersteunde vlaggen CPPFLAGS, CFLAGS, OBJCFLAGS,
CXXFLAGS en OBJCXXFLAGS, waarbij die vlaggen als
-D__DEB_CANARY_vlag_willekeurige-id__ ingesteld worden, en
LDFLAGS dat ingesteld wordt op -Wl,-z,deb-canary-willekeurige-id.
sanitize (saneren)
Er kunnen verschillende compilatie-opties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om te helpen bij het gezond houden van een resulterend
binair pakket op het vlak van geheugenvervuiling, geheugenlekkage,
geheugengebruik na vrijgave, dataraces bij threads en bugs door
ongedefinieerd gedrag.
Noot: deze opties zouden
niet gebruikt mogen
worden voor een bouw voor productiedoeleinden, aangezien ze een verminderde
betrouwbaarheid bieden inzake codeconformiteit en de beveiliging en zelfs de
functionaliteit reduceren.
- address
-
Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt -fsanitize=address toe
aan LDFLAGS en -fsanitize=address -fno-omit-frame-pointer aan
CFLAGS en aan CXXFLAGS.
- thread
-
Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt -fsanitize=thread toe aan
CFLAGS, CXXFLAGS en LDFLAGS.
- leak
-
Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt -fsanitize=leak toe aan
LDFLAGS. Ze wordt automatisch uitgeschakeld als ofwel de
address-functionaliteit of de thread-functionaliteit geactiveerd is,
aangezien die dit impliceren.
- undefined
-
Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt -fsanitize=undefined toe
aan CFLAGS, CXXFLAGS en LDFLAGS.
hardening (kwetsbaarheidsreductie)
Er kunnen verschillende compilatie-opties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om te helpen bij het versterken van een resulterend binair
pakket tegen geheugenvervuilingsaanvallen of om bijkomende
waarschuwingsberichten te geven tijdens het compileren. Behalve wanneer
hierna anders aangegeven is, worden deze opties standaard geactiveerd voor
architecturen die ze ondersteunen.
- format
-
Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt -Wformat
-Werror=format-security toe aan CFLAGS, CXXFLAGS, OBJCFLAGS en
OBJCXXFLAGS. Dit zal waarschuwingen geven bij verkeerd gebruik van
indelingstekenreeksen en zal mislukken als indelingsfuncties gebruikt worden
op een manier die mogelijke veiligheidsproblemen tot gevolg kunnen
hebben. Momenteel geeft dit een waarschuwing als een printf-functie of
een scanf-functie aangeroepen wordt met een indelingstekenreeks die geen
letterlijke tekenreeks is en er ook geen indelingsargumenten opgegeven
werden, zoals bij printf(foo); in plaats van printf(``%s'', foo);. Dit
kan een veiligheidslek zijn als de indelingstekenreeks afkomstig was van
onbetrouwbare invoer en '%n' bevat.
- fortify
-
Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt -D_FORTIFY_SOURCE=2 toe aan
CPPFLAGS. Tijdens het produceren van de code heeft de compiler een
heleboel informatie over buffergroottes (waar mogelijk), en tracht een
functieaanroep met een onveilige ongelimiteerde buffergrootte te vervangen
door een functieaanroep met een gelimiteerde buffergrootte. Dit is in het
bijzonder nuttig bij oude en slecht geschreven code. Daarnaast wordt het
gebruik in het voor schrijven toegankelijk geheugen van
indelingstekenreeksen die '%n' bevatten, geblokkeerd. Indien een toepassing
op een dergelijke indelingstekenreeks steunt, zal het er een alternatief
voor moeten gebruiken.
Merk op dat de code ook met -O1 of hoger gecompileerd moet worden opdat
deze optie effect zou hebben. Indien de omgevingsvariabele
DEB_BUILD_OPTIONS noopt bevat, dan wordt ondersteuning voor fortify
uitgeschakeld. Dit is te wijten aan nieuwe waarschuwingen die gegeven worden
door glibc 2.16 en hoger.
- stackprotector
-
Deze instelling (standaard geactiveerd als stackprotectorstrong niet
gebruikt wordt) voegt -fstack-protector --param=ssp-buffer-size=4 toe aan
CFLAGS, CXXFLAGS, OBJCFLAGS, OBJCXXFLAGS, GCJFLAGS, FFLAGS
en FCFLAGS. Dit voegt beveiligingscontroles tegen het overschrijven van
de stack toe. Dit maakt dat bij veel mogelijke code-injectieaanvallen
afgebroken wordt. In het beste geval wordt op die manier een kwetsbaarheid
voor code-injectie omgebogen tot een denial-of-service (dienst niet
beschikbaar) of een fictief probleem (afhankelijk van de toepassing).
Deze functionaliteit vereist het linken van de code met glibc (of een andere
aanbieder van __stack_chk_fail) en moet dus uitgeschakeld worden als er
gebouwd wordt met -nostdlib of -ffreestanding of iets gelijkaardigs.
- stackprotectorstrong
-
Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt -fstack-protector-strong
toe aan CFLAGS, CXXFLAGS, OBJCFLAGS, OBJCXXFLAGS, GCJFLAGS,
FFLAGS en FCFLAGS. Dit is een sterkere variant van stackprotector,
maar zonder noemenswaardig prestatieverlies.
Het uitzetten van stackprotector schakelt ook deze functionaliteit uit.
Deze functionaliteit stelt dezelfde vereisten als stackprotector en heeft
daarenboven ook gcc 4.9 of een recentere versie nodig.
- relro
-
Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt -Wl,-z,relro toe aan
LDFLAGS. Tijdens het laden van het programma moet de linker in
verschillende ELF-geheugensecties schrijven. Dit zet voor de programmalader
een vlag zodat die deze secties alleen-lezen maakt alvorens de controle over
te dragen aan het programma. Het meest noemenswaardige effect is dat dit
aanvallen door het overschrijven van de Global Offset Table (GOT)
voorkomt. Indien deze optie uitgeschakeld wordt, wordt ook bindnow
uitgezet.
- bindnow
-
Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt -Wl,-z,now toe aan
LDFLAGS. Tijdens het laden van het programma worden alle dynamische
symbolen omgezet, waardoor de volledige PLT (Procedure Linkage Table) als
alleen lezen gemarkeerd kan worden (ten gevolge van relro hiervoor). Deze
optie kan niet aangezet worden als relro niet geactiveerd is.
- pie
-
Deze instelling (zonder standaardinstelling sinds dpkg 1.18.23, aangezien
het nu standaard geactiveerd wordt door gcc op de Debian-architecturen
amd64, arm64, armel, armhf, hurd-i386, i386, kfreebsd-amd64, kfreebsd-i386,
mips, mipsel, mips64el, powerpc, ppc64, ppc64el, riscv64, s390x, sparc en
sparc64) voegt zo nodig de vereiste opties toe om PIE te activeren of te
deactiveren via gcc specs-bestanden, afhankelijk van het feit of gcc op die
architectuur de vlaggen zelf injecteert of niet. Indien de instelling
geactiveerd is en gcc de vlaggen injecteert, voegt ze niets toe. Indien de
instelling geactiveerd is en gcc de vlaggen niet injecteert, voegt ze
-fPIE toe (via /usr/share/dpkg/pie-compiler.specs) aan CFLAGS,
CXXFLAGS, OBJCFLAGS, OBJCXXFLAGS, GCJFLAGS, FFLAGS en
FCFLAGS, en -fPIE -pie (via /usr/share/dpkg/pie-link.specs) aan
LDFLAGS. Indien de instelling gedeactiveerd is en gcc de vlaggen
injecteert, voegt ze -fno-PIE toe (via
/usr/share/dpkg/no-pie-compile.specs) aan CFLAGS, CXXFLAGS,
OBJCFLAGS, OBJCXXFLAGS, GCJFLAGS, FFLAGS en FCFLAGS, en
-fno-PIE -no-pie (via /usr/share/dpkg/no-pie-link.specs) aan LDFLAGS.
Position Independent Executable (PIE - positie-onafhankelijke programma's)
zijn nodig om voordeel te halen uit Address Space Layout Randomization (ASLR
- de adresruimte rangschikken in toevallige volgorde), hetgeen door sommige
kernelversies ondersteund wordt. Hoewel ASLR reeds voor datagebieden in de
stack en de heap opgelegd kan worden (brk and mmap), moeten de codegebieden
als positieonafhankelijk gecompileerd worden. Gedeelde bibliotheken doen dit
reeds (-fPIC), waardoor zij automatisch ASLR krijgen, maar binaire
.text-gebieden moeten als PIE gebouwd worden om ASLR te krijgen. Als dit
gebeurt, worden aanvallen van het type ROP (Return Oriented Programming - op
terugkeerwaarde georiënteerd programmeren) veel moeilijker aangezien er geen
statische locaties meer zijn die bij een aanval van geheugenvervuiling als
springplank gebruikt kunnen worden.
PIE is niet compatibel met -fPIC, dus over het algemeen moet men
voorzichtig zijn bij het bouwen van gedeelde objecten. Maar aangezien de
PIE-vlaggen die meegegeven worden geïnjecteerd worden via specs-bestanden
van gcc, zou het altijd veilig moeten zijn om ze onvoorwaardelijk in te
stellen ongeacht het objecttype dat gecompileerd of gelinkt wordt.
Statische bibliotheken kunnen door programma's of door andere gedeelde
bibliotheken gebruikt worden. Afhankelijk van de gebruikte vlaggen bij het
compileren van alle objecten in een statische bibliotheek, zullen deze
bibliotheken door verschillende reeksen objecten gebruikt kunnen worden:
-
- geen
-
Kan niet gelinkt worden aan een PIE-programma, noch aan een gedeelde
bibliotheek.
- -fPIE
-
Kan gelinkt worden aan elk programma, maar niet aan een gedeelde bibliotheek
(aanbevolen).
- -fPIC
-
Kan gelinkt worden aan elk programma en elke gedeelde bibliotheek.
-
Indien er een behoefte bestaat om deze vlaggen manueel in te stellen en de
gcc specs-injectie te overbruggen, moet u rekening houden met verschillende
zaken. Het onvoorwaardelijk en expliciet doorgeven van -fPIE, -fpie of
-pie aan een bouwsysteem dat libtool gebruikt, is veilig aangezien deze
vlaggen weggelaten worden bij het bouwen van gedeelde bibliotheken. Bij
projecten waarin daarentegen zowel programma's als gedeelde bibliotheken
gebouwd worden, moet u ervoor zorgen dat bij het bouwen van de gedeelde
bibliotheken -fPIC steeds als laatste doorgegeven wordt (waardoor het een
eventuele voorafgaande -PIE opheft) aan compilatievlaggen zoals CFLAGS
en dat -shared als laatste doorgegeven wordt (waardoor het een eventuele
voorafgaande -pie opheft) aan linkvlaggen zoals LDFLAGS. Opmerking:
dit is niet nodig met het standaard specs-mechanisme van gcc.
Aangezien PIE via een algemeen register geïmplementeerd wordt, kunnen
bovendien bij sommige architecturen (maar niet meer bij i386 sinds de
optimalisaties die in gcc >= 5 toegepast zijn) prestatieverminderingen
tot 15% optreden bij zeer zware belasting met tekstsegmenten van
toepassingen. De meeste belastingen hebben minder dan 1%
prestatievermindering tot gevolg. Architecturen met meer algemene registers
(bijv. amd64) vertonen niet zo een hoge terugval in de ergste gevallen.
reproducible (reproduceerbaar)
De hierna behandelde compilatieopties kunnen gebruikt worden om de
bouwreproduceerbaarheid te helpen verbeteren of om bijkomende
waarschuwingsberichten af te leveren tijdens het compileren. Behalve wanneer
het hierna aangegeven wordt, worden deze opties standaard geactiveerd voor
architecturen die ze ondersteunen.
- timeless
-
Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt -Wdate-time toe bij
CPPFLAGS. Dit leidt tot waarschuwingen als de macros __TIME__,
__DATE__ en __TIMESTAMP__ gebruikt worden.
- fixfilepath
-
This setting (enabled by default) adds
-ffile-prefix-map=BUILDPATH=. to CFLAGS, CXXFLAGS,
OBJCFLAGS, OBJCXXFLAGS, GCJFLAGS, FFLAGS and FCFLAGS where
BUILDPATH is set to the top-level directory of the package being built.
This has the effect of removing the build path from any generated file.
Indien zowel fixdebugpath als fixfilepath ingesteld zijn, heeft deze
laatste optie voorrang, omdat het een superset is van de eerste.
- fixdebugpath
-
Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt
-fdebug-prefix-map=BUILDPATH=. toe aan CFLAGS, CXXFLAGS,
OBJCFLAGS, OBJCXXFLAGS, GCJFLAGS, FFLAGS en FCFLAGS, waarbij
BUILDPATH ingesteld wordt op de basismap van het pakket dat gebouwd
wordt. Dit heeft als effect dat het bouwpad verwijderd wordt van eventueel
gegenereerde debug-symbolen.
OMGEVING
Er zijn twee sets omgevingsvariabelen die dezelfde operaties uitvoeren. De
eerste (
DEB_vlag_
operatie) zou nooit gebruikt mogen worden binnen
debian/rules. Die is bedoeld voor eventuele gebruikers die het bronpakket
opnieuw willen bouwen met andere bouwvlaggen. De tweede set
(
DEB_vlag_MAINT_
operatie) zou door pakketonderhouders enkel in
debian/rules gebruikt moeten worden om de resulterende bouwvlaggen aan te
passen.
- DEB_vlag_SET
-
- DEB_vlag_MAINT_SET
-
Deze variabele kan gebruikt worden om de teruggegeven waarde voor de
opgegeven vlag vlag af te dwingen.
- DEB_vlag_STRIP
-
- DEB_vlag_MAINT_STRIP
-
Deze variabele kan gebruikt worden om in een lijst met witruimte als
scheidingsteken opties op te geven die weggehaald zullen worden uit de set
vlaggen die teruggegeven wordt voor de opgegeven vlag.
- DEB_vlag_APPEND
-
- DEB_vlag_MAINT_APPEND
-
Deze variabele kan gebruikt worden om bijkomende opties toe te voegen aan de
waarde die teruggegeven wordt voor de opgegeven vlag.
- DEB_vlag_PREPEND
-
- DEB_vlag_MAINT_PREPEND
-
Deze variabele kan gebruikt worden om vooraan bijkomende opties toe te
voegen aan de waarde die teruggegeven wordt voor de opgegeven vlag.
- DEB_BUILD_OPTIONS
-
- DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS
-
Deze variabelen kunnen door een gebruiker of een onderhouder gebruikt worden
om diverse gebiedsfuncties die bouwvlaggen beïnvloeden, te activeren of uit
te zetten. De variabele DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS vervangt eventuele
instellingen in de functionaliteitsgebieden DEB_BUILD_OPTIONS. Zie het
onderdeel FUNCTIONALITEITSGEBIEDEN voor de details.
- DEB_VENDOR
-
Deze instelling definieert de huidige leverancier. Indien zij niet ingesteld
is, zal gezocht worden naar de huidige leverancier door te gaan lezen in
/etc/dpkg/origins/default.
- DEB_BUILD_PATH
-
Deze variabele stelt in welk bouwpad (sinds dpkg 1.18.8) gebruikt moet
worden bij functionaliteit zoals fixdebugpath waardoor die gesuperviseerd
kan worden door het aanroepende programma. Momenteel is deze variabele
Debian- en derivaat-specifiek.
- DPKG_COLORS
-
Stelt de kleurmodus in (sinds dpkg 1.18.5). Waarden die momenteel gebruikt
mogen worden zijn: auto (standaard), always en never.
- DPKG_NLS
-
Indien dit ingesteld is, zal het gebruikt worden om te beslissen over het
activeren van moedertaalondersteuning, ook gekend als
internationaliseringsondersteuning (of i18n) (sinds dpkg 1.19.0). Geldige
waarden zijn: 0 and 1 (standaard).
BESTANDEN
Configuratiebestanden
- /etc/dpkg/buildflags.conf
-
Configuratiebestand dat voor het hele systeem geldt.
- $XDG_CONFIG_HOME/dpkg/buildflags.conf of
-
- $HOME/.config/dpkg/buildflags.conf
-
Configuratiebestand dat gebruikersafhankelijk is.
Ondersteuning bij het maken van een pakket
- /usr/share/dpkg/buildflags.mk
-
Makefile-fragment dat alle vlaggen die door dpkg-buildflags ondersteund
worden, laadt in variabelen (en eventueel exporteert) (sinds dpkg 1.16.1).
VOORBEELDEN
Om in een Makefile bouwvlaggen door te geven aan een bouwcommando:
$(MAKE) $(shell dpkg-buildflags --export=cmdline)
./configure $(shell dpkg-buildflags --export=cmdline)
Om in een shell-script of shell-fragment bouwvlaggen in te stellen, kan
eval gebruikt worden om de uitvoer te interpreteren en de vlaggen in de
omgeving te exporteren:
eval "$(dpkg-buildflags --export=sh)" && make
of om de positieparameters in te stellen die aan een commando doorgegeven
moeten worden:
eval "set -- $(dpkg-buildflags --export=cmdline)"
for dir in a b c; do (cd $dir && ./configure "$@" && make); done
Het gebruik in debian/rules
Om de benodigde bouwvlaggen te bekomen die aan het bouwsysteem doorgegeven
moeten worden, moet u vanuit het bestand
debian/rules dpkg-buildflags
aanroepen of
buildflags.mk invoegen. Merk op dat oudere versies van
dpkg-buildpackage (voor dpkg 1.16.1) deze vlaggen automatisch
exporteerden. U zou hierop echter niet mogen betrouwen, aangezien dit het
handmatig aanroepen van
debian/rules defect maakt.
Voor pakketten met een autoconf-achtig bouwsysteem, kunt u de relevante
opties rechtstreeks doorgeven aan configure of make(1), zoals hiervoor
geïllustreerd werd.
Voor andere bouwsystemen, of indien u een meer fijnmazige controle nodig
heeft over welke vlaggen waar doorgegeven worden, kunt u --get
gebruiken. Of in de plaats daarvan kunt u buildflags.mk invoegen, dat
zorgt voor het aanroepen van dpkg-buildflags en het opslaan van de
bouwvlaggen in variabelen voor make.
Indien u alle bouwvlaggen naar de omgeving wenst te exporteren (waar ze door
uw bouwsysteem opgepikt kunnen worden):
DPKG_EXPORT_BUILDFLAGS = 1
include /usr/share/dpkg/buildflags.mk
Als u bijkomende controle wenst over wat geëxporteerd wordt, kunt u de
variabelen handmatig exporteren (aangezien er standaard geen enkele
geëxporteerd wordt):
include /usr/share/dpkg/buildflags.mk
export CPPFLAGS CFLAGS LDFLAGS
En u kunt de vlaggen natuurlijk ook handmatig doorgeven aan commando's:
include /usr/share/dpkg/buildflags.mk
build-arch:
$(CC) -o hello hello.c $(CPPFLAGS) $(CFLAGS) $(LDFLAGS)