dpkg-gensymbols

Section: dpkg suite (1)
Updated: 1970-01-01
Page Index
 

NAAM

dpkg-gensymbols - symbolenbestanden genereren (informatie over afhankelijkheidsrelaties met gedeelde bibliotheken)  

OVERZICHT

dpkg-gensymbols [optie...]  

BESCHRIJVING

dpkg-gensymbols doorzoekt een tijdelijke bouwboom (standaard is dat debian/tmp) op zoek naar bibliotheken en genereert een symbols-bestand dat ze beschrijft. Dit bestand wordt dan als het niet leeg is, geïnstalleerd in een onderliggende map van de bouwboom met de naam DEBIAN, zodat het uiteindelijk opgenomen geraakt in de controle-informatie van het pakket.

Bij het genereren van deze bestanden gebruikt het als invoer bepaalde symbolenbestanden die door de onderhouder aangeleverd worden. Het zoekt naar de volgende bestanden (en gebruikt het eerste dat gevonden wordt):

debian/pakket.symbols.arch
debian/symbols.arch
debian/pakket.symbols
debian/symbols

Het hoofddoel van deze bestanden is aan te geven welke de minimale versie is die behoort bij elk van de symbolen die door de bibliotheken aangeleverd worden. Gewoonlijk komt dit overeen met de eerste versie van het pakket dat in dat symbool voorzag, maar dit kan door de onderhouder manueel verhoogd worden indien de ABI van het symbool uitgebreid werd zonder dat daardoor de neerwaartse compatibiliteit verbroken wordt. Het is de verantwoordelijkheid van de onderhouder om deze bestanden up-to-date en accuraat te houden, maar dpkg-gensymbols helpt hierbij.

Indien het gegenereerde symbolenbestand verschilt van datgene wat de onderhouder aanlevert, zal dpkg-gensymbols de verschillen tussen de twee versies tonen in diff-formaat. Bovendien kan dit zelfs tot een mislukking leiden als de verschillen te significant zijn (u kunt aanpassen hoeveel verschil u kunt tolereren; zie de optie -c).  

HET ONDERHOUD VAN SYMBOLENBESTANDEN

De basisuitwisselingsindeling van het symbolenbestand wordt beschreven in deb-symbols(5), hetgeen gebruikt wordt door de symbolenbestanden uit de binaire pakketten. Deze worden gegenereerd uit symbolensjabloonbestanden met een indeling gebaseerd op het eerste, beschreven in deb-src-symbols(5) en opgenomen in broncodepakketten.

De symbolenbestanden zijn pas echt nuttig als ze de evolutie van het pakket reflecteren doorheen verschillende releases. De onderhouder moet ze dus iedere keer bijwerken wanneer een nieuw symbool toegevoegd wordt, zodat de minimale versie die eraan gekoppeld wordt, overeenkomt met de realiteit.

De diffs (weergave van de verschillen) die in de bouwlogs te vinden zijn, kunnen als startpunt genomen worden, maar daarbovenop moet de onderhouder erop letten dat het gedrag van deze symbolen niet zodanig veranderd werd, dat iets dat van deze symbolen gebruik maakt en linkt met de nieuwe versie, niet stopt met werken met de oude versie.

In de meeste gevallen kan de diff rechtstreeks toegepast worden op het bestand debian/pakket.symbols. Dit gezegd zijnde, zijn verdere aanpassingen meestal wel nodig: het wordt bijvoorbeeld aanbevolen om het Debian revisienummer weg te laten uit de minimale versie, zodat backports (nieuwere programmaversies die geschikt gemaakt worden voor een vroegere release) met een lager versienummer maar eenzelfde bovenstroomse versie nog steeds voldoen aan de gegenereerde afhankelijkheidsrelaties. Indien het Debian revisienummer niet weggelaten kan worden omdat het symbool echt via een Debian-specifieke aanpassing toegevoegd werd, moet men aan het versienummer het achtervoegsel '~' toevoegen.

Vooraleer een patch toe te passen op een symbolenbestand, moet de onderhouder grondig controleren of dat wel correct is. Publieke symbolen worden verondersteld niet te verdwijnen. Een patch zou dus idealiter enkel nieuwe regels mogen toevoegen.

Merk op dat u in symbolenbestanden commentaar kunt invoegen.

Vergeet niet na te gaan of oudere symboolversies niet verhoogd moeten worden. Er bestaat geen manier voor dpkg-gensymbols om in dit verband waarschuwingen te geven. Een diff (weergave van de verschillen) blindweg toepassen of ervan uitgaan dat er niets aangepast moet worden als er geen diff is zonder zelf op eventuele wijzigingen te controleren, kan leiden tot pakketten met verslapte afhankelijkheidsrelaties die onterecht laten veronderstellen dat ze met oudere pakketten kunnen samenwerken. Dit kan bij (gedeeltelijke) opwaarderingen leiden tot moeilijk te vinden bugs.  

Goed beheer van bibliotheken

Een goed onderhouden bibliotheek heeft de volgende functionaliteit:
haar API is stabiel (publieke symbolen worden nooit verwijderd, enkel worden nieuwe publieke symbolen toegevoegd) en zij ondergaat enkel op een incompatibele manier veranderingen als de SONAME verandert;
idealiter gebruikt zij symboolversienummering om ondanks interne wijzigingen en API-uitbreidingen ABI-stabiliteit te bekomen;
zij exporteert geen private symbolen (dergelijke symbolen kunnen de tag optional krijgen om dat te omzeilen).

Bij het onderhoud van een symbolenbestand is het gemakkelijk om het verschijnen en verdwijnen van symbolen op te merken. Maar het is moeilijker om incompatibele API- en ABI-wijzigingen op te merken. Daarom moet de onderhouder het changelog-bestand van de toeleveraar grondig nakijken op situaties waarbij de regels van goed bibliotheekbeheer geschonden worden. Indien mogelijke problemen ontdekt worden, zou de toeleverende auteur erover ingelicht moeten worden, aangezien een reparatie op het niveau van de toeleveraar altijd te verkiezen valt boven een Debian-specifieke tijdelijke oplossing.  

OPTIES

-Ppakketbouwmap
Zoek in pakketbouwmap in plaats van in debian/tmp.
-ppakket
Definieer de pakketnaam. Is vereist als meer dan één binair pakket vermeld wordt in debian/control (of indien er geen bestand debian/control is).
-vversie
Definieer de pakketversie. Standaard is dat de versie die uit debian/changelog gehaald wordt. Is vereist indien het aanroepen gebeurt van buiten de boom van het broncodepakket.
-ebibliotheekbestand
Analyseer enkel de expliciet vermelde bibliotheken in plaats van alle publieke bibliotheken te zoeken. U kunt in bibliotheekbestand gebruik maken van shell-patronen met het oog op padnaamexpansie (zie de man-pagina File::Glob(3perl) voor details) om met één enkel argument meerdere bibliotheken aan te duiden (anders heeft u meerdere malen -e nodig).
-lmap
Voeg map vooraan toe aan de lijst van mappen waarin naar private gedeelde bibliotheken gezocht moet worden (sinds dpkg 1.19.1). Deze optie kan meermaals gebruikt worden.

Opmerking: gebruik deze optie in de plaats van het instellen van LD_LIBRARY_PATH, aangezien die omgevingsvariabele gebruikt wordt om de runtime linker aan te sturen. Daarvan misbruik maken om de paden van gedeelde bibliotheken in te stellen tijdens het bouwen van het programma, kan problematisch zijn, bijvoorbeeld bij het cross-compileren.

-Ibestandsnaam
Gebruik bestandsnaam als referentiebestand om het symbolenbestand te genereren dat in het pakket zelf geïntegreerd wordt.
-O[bestandsnaam]
Het gegenereerde symbolenbestand weergeven op de standaarduitvoer of schrijven naar bestandsnaam als dat opgegeven werd, eerder dan naar debian/tmp/DEBIAN/symbols (of pakketbouwmap/DEBIAN/symbols indien -P gebruikt werd). Indien bestandsnaam reeds bestond, wordt de inhoud ervan gebruikt als basis voor het gegenereerde symbolenbestand. U kunt van deze functionaliteit gebruik maken om een symbolenbestand bij te werken zodat het in overeenstemming is met een nieuwere bovenstroomse versie van uw bibliotheek.
-t
Het symbolenbestand in sjabloonmodus opschrijven, eerder dan in de indeling die compatibel is met deb-symbols(5). Het grootste verschil is dat in de sjabloonmodus symboolnamen en tags geschreven worden in hun originele vorm in tegenstelling tot in de compatibele modus waarin de verwerkte symboolnamen ontdaan van hun tags gebruikt worden. Daarenboven kunnen bij het schrijven van een standaard deb-symbols(5)-bestand sommige symbolen weggelaten worden (overeenkomstig de regels voor het verwerken van tags), terwijl in een symbolenbestandsjabloon steeds alle symbolen neergeschreven worden.
-c[0-4]
Definiëren welke controles moeten gebeuren bij het vergelijken van het gegenereerde symbolenbestand met het sjabloonbestand dat als vertrekpunt gebruikt werd. Standaard is dat volgens niveau 1. Het verhogen van het niveau leidt tot meer controles, terwijl alle controles van lagere niveaus behouden blijven. Niveau 0 leidt nooit tot een mislukking. Niveau 1 mislukt als er symbolen verdwenen zijn. Niveau 2 geeft een mislukking als nieuwe symbolen geïntroduceerd werden. Niveau 3 mislukt als er bibliotheken verdwenen zijn. Niveau 4 geeft een mislukking als nieuwe bibliotheken geïntroduceerd werden.

Deze waarde kan vervangen worden door de omgevingsvariabele DPKG_GENSYMBOLS_CHECK_LEVEL.

-q
Stil blijven en nooit een diff (een overzicht van de verschillen) maken tussen het gegenereerde symbolenbestand en het sjabloonbestand dat als vertrekpunt gebruikt werd en geen enkele waarschuwing tonen in verband met nieuwe/verloren bibliotheken of nieuwe/verloren symbolen. Deze optie schakelt enkel de informatieve uitvoer uit, maar niet de controles zelf (zie de optie -c).
-aarch
Uitgaan van arch als hostarchitectuur bij het verwerken van symbolenbestanden. Gebruik deze optie om een symbolenbestand of een diff (overzicht van de verschillen) voor een willekeurige architectuur te genereren op voorwaarde dat de binaire bestanden ervan reeds voorhanden zijn.
-d
Debug-modus aanzetten. Talrijke berichten worden dan getoond om toe te lichten wat dpkg-gensymbols doet.
-V
De breedsprakige modus inschakelen. Het gegenereerde symbolenbestand bevat dan verouderde symbolen in de vorm van commentaar. In sjabloonmodus worden daarenboven patroonsymbolen gevolgd door commentaar met daarin een opsomming van de echte symbolen die met het patroon overeenkwamen.
-?, --help
Info tonen over het gebruik en afsluiten.
--version
De versie tonen en afsluiten.
 

OMGEVING

DPKG_GENSYMBOLS_CHECK_LEVEL
Overschrijft het controleniveau van het commando, zelfs als het argument -c opgegeven werd aan de commandoregel (merk op dat dit ingaat tegen de algemeen geldende afspraak dat commandoregel-argumenten voorrang hebben op omgevingsvariabelen).
DPKG_COLORS
Stelt de kleurmodus in (sinds dpkg 1.18.5). Waarden die momenteel gebruikt mogen worden zijn: auto (standaard), always en never.
DPKG_NLS
Indien dit ingesteld is, zal het gebruikt worden om te beslissen over het activeren van moedertaalondersteuning, ook gekend als internationaliseringsondersteuning (of i18n) (sinds dpkg 1.19.0). Geldige waarden zijn: 0 and 1 (standaard).
 

ZIE OOK

<https://people.redhat.com/drepper/symbol-versioning>, <https://people.redhat.com/drepper/goodpractice.pdf>, <https://people.redhat.com/drepper/dsohowto.pdf>, deb-src-symbol(5), deb-symbols(5), dpkg-shlibdeps(1).


 

Index

NAAM
OVERZICHT
BESCHRIJVING
HET ONDERHOUD VAN SYMBOLENBESTANDEN
Goed beheer van bibliotheken
OPTIES
OMGEVING
ZIE OOK